Budgettering en het generale of master budget
Door middel van budgettering wordt dus een taakstellende financiële begroting (budget) voor het totaal van de activiteiten van een organisatie samengesteld. Voor de verschillende functionele afdelingen volgen hieruit voor het komende jaar de deelbudgetten. Deelbudgetten vormen een financiële vertaling van de voorgenomen activiteitenprogramma’s van de verschillende functionele afdelingen. Deze worden in onderlinge samenhang bekeken en op elkaar afgestemd, en geven de taakstellingen weer die vervolgens ook gerealiseerd moeten worden. Een jaar is een gebruikelijke termijn bij het opstellen van budgetten. Wat betreft de te stellen termijn kan echter ook van rollende of verschuivende budgetperioden gebruik worrevolving budget den gemaakt (een zogenoemd ‘revolving budget’). Daarbij draagt een budget voor een eerstvolgende periode een taakstellend karakter, terwijl de opstelling van cijfers voor de daaropvolgende periode (bijvoorbeeld kwartaalgewijs) een oriënterend karakter draagt. Met de ‘revolving’- budgetmethode bouwt men flexibiliteit in terwijl tegelijkertijd continuïteit wordt beoogd en reeds voor volgende perioden wordt aangegeven welke kosten en opbrengsten worden verwacht respectievelijk voor welke bedragen in een volgende mandaat (beschikkingsbevoegdheid) aan medewerkers gegeven zal moeten gaan worden. Budgettering is zo een hulpmiddel dat de leiding de mogelijkheid verschaft tot het beheersen van organisatieprocessen, zowel vooraf als achteraf. Budgettering is een middel bij uitstek om de te behalen resultaten vast te leggen, waardoor een goede mogelijkheid wordt geboden voor controle en bijsturing. De deelbudgetten die voor de verschillende functionele afdelingen zijn opgesteld, kunnen worden samengevat in het zogenoemde generale of master budget. Van dit samenvattende budget kan dan tevens de winst- en verliesberekening voor het komende budgetjaar worden afgeleid. In het generale of master budget worden taakstellende inkomsten- en kosten- en uitgavenbegrotingen uit de afdelingen verwerkt. Tevens worden in het generale budget de uitgaven opgenomen die een beslag leggen op de liquide (bedrijfs)middelen. Denk bijvoorbeeld aan de uitbetaling van lonen en salarissen. In het generale budget worden ook de kosten opgenomen die weliswaar nu (nog) geen uitgaven vormen, maar waarvoor in de toekomst wel liquide middelen zullen moeten worden vrijgemaakt. Denk aan afschrijvingen, voorziening voor bedrijfsruimte utrecht onderhoud en dergelijke. Ook maken de rentekosten van kredieten, debiteuren, voorraden en andere bedrijfsmiddelen deel uit van de samenvattende bedrijfsbegroting. Dit is nu eenmaal nodig om een bedrijfseconomisch verantwoord begroot resultaat te kunnen vaststellen. Zo kan het generale of master budget van een industrieel bedrijf bijvoorbeeld worden samengesteld uit het verkoopbudget, het productiebudget, het inkoopbudget, het personeelsbudget en het kapitaalinvesteringsbudget. Hieruit resulteren de liquiditeitsprognose en de prognose van de financieringsbehoefte. Op grond hiervan kan tevens een prognose van de balans en resultatenrekening (jaarrekening) voor een volgende periode worden samengesteld. De samenhang tussen de verschillende deelbudgetten en het generale budget als basis voor de geprognosticeerde balans en resultatenrekening is in figuur 10.3 (zie hierna) schematisch weergegeven. Om dit te kunnen doen moet men de relaties tussen de verschillende afdelingen in de organisatie kennen en de omvang waarin ze van elkaars diensten gebruikmaken. Als men deze relaties kent, is het mogelijk de te verwachten kosten voor het budgetjaar vast te leggen.